J. Reynaert W. Waterschoot S. d'Ardenne J. Thielemans P. F. Morgan
Studia Germanica Gandensia XII
Numéro d'article 10123731
RIJKSUNIVERSITEIT TE GENT FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE STUDIA GERMANICA GANDENSIA XII SIGILL. MAI. ACAD. GANDAVENSIS 1970 "STUDIA GERMANICA GANDENSIA" BLANDIJNBERG 2 GENT — BELGIE STUDIA GERMANICA GANDENSIA wordt uitgegeven door de Afdeling Germaanse Filologie van de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte van de Rijksuniversiteit te Gent, met de steun van het Patrimonium van de Universiteit. De reeks is gewijd aan de studie van de Germaanse talen en literaturen; de bijdragen zijn gesteld in het Nederlands, het Engels of het Duits. Redactie: W. PÉE, W. COUVREUR, R. DEROLEZ, A. VAN ELSLANDER, W. SCHRICKX, A. BOLCKMANS, G. DE SMET, E. VERHOFSTADT, V. F. VANACKER, W. THIJS, A. DEPREZ INHOUD — CONTENTS — INHALT 1. J. REYNAERT, Voegwoordelijke bijwoorden in hedendaags betogend proza 7 2. W. WATERSCHOOT, Inleiding en uitgave van Jan van der Noots "STAMMBUCH" 25 3. S. D'ARDENNE, Tentative Etymology of the Name Catherine 111 4. J. THIELEMANS, Een oefening in het lezen van Chomsky. Naar aanleiding van Eric Buyssens : La grammaire générative selon Chomsky 119 5. P. F. MORGAN, Carlyle and Macauley as Critics of Literature and Life in the Edinburgh Review 131 6. J. DE SMET, Het subjectspronomen in de Oudnederfankische Psalmfragmenten 145 7. L. DE GRAUW, Frisius' "Dictionarium Latinogermanicum" als Quelle von Hadrianus Junius' "Nomenclator omnium rerum" 159 8. M. VAN DE VELDE, De structuur van de zin in het Nederlands en het Duits 179 9. L. LAMBERCHTS, Die schöpferische Prosa Gustav Landauers. Nietzsche-Rezeption und künstlerische Gestaltung 219 10. D. DE VIN, Max Frisch : Mein Name sei Gantenbein. Eine Interpretation 243 11. H. ALTHAUS, Interpretation und kein Ende 265 12. W. COUVREUR, Jakob van der Velde over Jan des Roches 273 VOEGWOORDELIJKE BIJWOORDEN IN HEDENDAAGS BETOGEND PROZA J. REYNAERT § 1. Inleiding. A. EEN DEFINITIE VAN HET VOEGWOORDELIJK BIJWOORD. Wie aan de hand van onze spraakkunsten iets over het voegwoordelijk bijwoord zou willen te weten te komen, zou al vlug moeten constateren dat deze woordsoort door de grammatici op ietwat stiefmoederlijke wijze behandeld is. De gegevens die erover verstrekt worden zijn inderdaad vrij schaars, meestal oppervlakkig en dikwijls ook met elkaar in tegenspraak. Ook in de terminologie heerst enige verwarring : zo spreken bv. Hasselbach (1) en Coppé (2) niet van voegwoordelijke bijwoorden maar van betrekkelijke voegwoorden en pleit De Vooys (3) voor de term zinsverbindende woorden, welke benaming vroeger al door Overdiep (4) werd gebruikt. Nergens hebben wij een preciese definitie van het voegwoordelijk bijwoord aangetroffen : doorgaans wordt slechts op enkele kenmerken gewezen en dan met een paar voorbeelden worden geïllustreerd. Implíciet kunnen de voegwoordelijke bijwoorden gedefinieerd worden als bijwoorden die een eigenschap met de voegwoorden gemeen hebben : zoals de nevenschikkende voegwoorden verbinden ze twee nevengeschikte zinnen of zinsdelen met elkaar. Aldus gedefinieerd omvatten de voegwoordelijke bijwoorden echter ook woorden als : daarin, hierop, ... (dus alle voornaamwoordelijke bijwoorden), die zeker ook een zin een bijwoordelijke functie kunnen hebben en tegelijk ook kunnen verwijzen naar een andere zin of moeten een verval ervan) en de comparatieven van bijwoorden. Het beste lijkt ons dan ook de voegwoordelijke bijwoorden te definiëren als bijwoorden die twee zinnen met elkaar verbinden op dezelfde wijze als de nevenschikkende voegwoorden (de plaatsingskenmerken buiten beschouwing gelaten), d.w.z. dat ze een (1) W. H. Hasselbach, Nederlandsche spraakkunst (Groningen, 1905), I, 137. (2) H. Coppé, Nederlandsche spraakkunst, 8e dr., (Brugge), p. 61. (3) C. G. N. De Vooys, Zinsverbindende spraakkunst (Antwerpen, 1949), p. 389. (4) G. S. Overdiep, Stilistische grammatica van het moderne Nederlands (Zwolle, 1937). Ook de voornaamwoordelijke voegwoordelijke comparatieven worden door Overdiep bij de zinsverbindende woorden ingedeeld. 7 naam in onze eeuwenoude spellinggeschiedenis als vlagvoerder van het Vlaamse taalpartikularisme is blijven voortleven, dankt Des Roches meer aan de onberaden ijver van late en bekrompen bewonderaars en navolgers dan aan zichzelf. N.V. DRUKKERIJ ERASMUS LEDEBERG/GENT
État
D'occasion - Bon
Langue
Néerlandais
Type d'articles
Livre - Couverture souple
Année
1970
Éditeur
Studia Germanica Gandensia, Gent
Edition
1
Nombre de pages
289 pages
Série
Studia Germanica Gandensia 12
