De trilogie vertelt de geschiedenis van het machtige, maar door conflicten getekende Noorse geslacht Bjørndal, dat geïsoleerd leeft in de ruige hooglanden. Over verschillende generaties heen volgen we hoe de familie wordt gevormd door eer, plicht, liefde, schuld en de soms onbuigzame wetten van de natuur en de traditie. Het verhaal begint met de imposante stamvader Dag Bjørndal, wiens harde, trotse karakter diepe sporen nalaat in de familie. Zijn zoon Tore groeit op in de schaduw van dit overweldigende vaderbeeld en probeert zijn eigen weg te vinden tussen gehoorzaamheid en persoonlijke verlangens. De volgende generaties erven zowel de kracht als de kwetsuren van hun voorgangers: oude vetes, verboden liefdes, misverstanden en de voortdurende strijd om trouw te blijven aan zichzelf én aan het erfgoed van Bjørndal. Doorheen alle delen vormt het indrukwekkende Noorse berglandschap een bijna mythische achtergrond: de bossen, de wind en de hoogte worden symbolen voor de onveranderlijke krachten die het leven van de Bjørndals sturen. Uiteindelijk draait de trilogie om verbondenheid — hoe mensen, ondanks fouten, trots, verdriet en afstand, toch de weg naar elkaar proberen terug te vinden. Vermoedelijk uit 1936

Trygve Gulbransen Annie Posthumus (translator)

1. En eeuwig zingen de bosschen. II Winden waaien om de rotsen. IIIDe weg tot elkander.