INHOUD De bladeren rijzen door den stuggen nevel 5 De Profundis 6 'k Huiver van ontzag en glorie 7 De herfst blaast op den hoorn 8 't Gebergt ligt in den nacht verborgen 9 De mensch mint den nachtegaal 10 De dag ging als een bloen verslensen 11 Door de nevelen van den avond 12 Met rood en blauw op gouden grond 13 O Heer, geef mij berouw 14 Het raam staat open op den regen 15 Boerengebed 16 Ik hou van nevel bij den val der bladeren 17 Met U zijn er geen verreten meer 18 God rolt de zonnen door zijn handen 19 De sterrren ranken rond mijn venster 20 Hoe loopt de weg door de woestijn 21 De geest waait waar hij wil 22 De Verloren Zoon 23 God is als bliksem, die door rotsen slaat 24 'k Zou van mijn woorden, van mijn taal 25 Maria zingt in gouden avondstond 26 Waar de zon is heengetogen 27 Ik hoor Uw stem nu beter, dan daar 28 Het hert van Sint-Huybrecht 29 Sint-Franciscus 30 O Jongling Sint-Sebastiaan 31 De eremijt 32 Ik weet het niet, ik vind geen naam 33 Mijn ziele, dwaas van zangen en verlangen 34 O mocht mijn ziele hoog en zuiver branden 35 De kern van alle dingen 36 Emmaüs 37

Timmermans Felix

Adagio